Schouten en Le Maire bij Puerto Deseado

Van begin December 1615 tot halverwege januari 1616 verbleven de <eendracht> en <hoorn> van de expeditie van Jacob le Maire en Willem Scouten bij Puerto Deseado in wat nu Argentinië is. De rivier daar was van eerdere ontdekkingsreizen bekend als een goede plek om voorraden in te nemen voordat de Straat van Magellaan binnengevaren werd. Toen ze de rivier naderden op 6 en 7 december liepen de schepen bijna aan de grond, maar ze kwamen uiteindelijk weer los. Op de 8ste vonden ze het Koningseiland, dat zo genoemd was door Olivier van Noort tijdens zijn reis om de wereld. Hoewel ze eerst moeite hadden om drinkwater te vinden, vonden ze uiteindelijk een goede plek om dit te halen. Aan de kust vonden ze graven van mensen, die ze beschreven als 10 tot 11 voet lang, waarmee ze meer stof gaven voor de veelvoorkomende mythe dat er reuzen leefden in Patagonië. Ze slaagden erin om veel vissen en vogels te vangen in Puerto Deseado. Echter, bij het schoonmaken en repareren van de Hoorn vloog deze in brand en het schip brandde af. Het was niet meer te redden en de expeditie moest verder met één schip. Op 13 januari trok de expeditie naar het zuiden richting Tierra del Fuego.

De afbeelding toont de ervaringen van de expeditie bij Puerto Deseado. Volgens de teksten onder de afbeelding wordt het volgende afgebeeld: A. is de Spieringsbaai, waar de Hollanders veel vissen vangen, waarvan zij dachten dat het spieringen waren. B. is waar op pinguïns werd gejaagd. C. is het vogeleiland, waar de bemanning op veel vogels konden jaren. D. Is het Leeuweneiland, zo genoemd vanwege haar zeeleeuwen. E. is het Koningseiland, waar de schepen schoongemaakt werden. F. toon het brandende jacht <hoorn>. G. is de plek, waar met veel inspanning drinkwater ingeslagen werd. H. Zijn de graven van de Patagoniërs, waarvan ze zagen dat die 10 tot 11 voet lang waren. I en K zijn zeeleeuwen. L. zijn “Herten met erg lange halzen”, waarschijnlijk guanaco’s. M. zijn “Struisvogels”, waarschijnlijk een soort rhea. N is een natuurlijk gegroeide steen die op een vork leek.