Pieter van den Broecke had een lange carrière in dienst van verschillende maatschappijen. Hij begon als koopman op expedities naar de West-Afrikaanse kust. Vanaf 1613 trad hij in dienst van de VOC, waarvoor hij in 1614 naar het Arabische schiereiland voer. Hij vestigde daar de eerste Nederlandse handelsbetrekkingen in de stad Aden, maar kreeg geen toestemming van de pasja van Jemen om een post in de stad te vestigen. Hij slaagde er wel in een handelspost te krijgen in het kleine sultanaat Shiriz, die tot 1616 bleef bestaan. Ook vestigde hij de eerste VOC-post in Suratte in Noord-India. Na een mislukte expeditie tegen de Portugese belangen in de Indische Oceaan strandde hij bij Suratte en trok door het Indische subcontinent naar de Nederlandse bezittingen in Zuidoost-India. In 1618, met Jan Pietersz. Coen in de Molukken, had Van den Broecke de leiding over het Nederlandse fort bij Jacatra, toen het werd belegerd door de Engelsen en Javanen. Coen arriveerde later om Broecke en het garnizoen te ontzetten en de stad te veroveren. In 1620 werd Van den Broecke gouverneur van de VOC-bedrijven in Noord-India, Perzië en Arabië, een post die hij tot 1628 vanuit de VOC-loge in Suratte beheerde. In 1629 vertrok hij definitief uit Noord-India en het jaar daarop kwam hij thuis in de Republiek. Daar publiceerde hij een boek over zijn verschillende reizen in Afrika en Azië. In 1634 keerde hij terug naar Indië en stierf in 1640 bij het beleg van Malakka door de VOC.