Tijdens de Nederlandse bewindsperiode op Manhattan ging het bestuur akkoord met de vestiging van een religieuze groep Engelsen in het dorpje Vlissingen. Het dorp viel onder Nederlands gezag en was gelegen aan de noodwestzijde van het Lange Eiland (Long Island). Onder deze Engelsen bevond zich een groep Quakers. Zij oefenden hun geloof publiekelijk uit. Dit was in strijd met wat het WIC-bestuur in Nieuw-Nederland als 'staatsreligie' had afgekondigd: het Gereformeerde geloof. Deze afkondiging was op haar beurt in tegenspraak met de reglementen van de Unie van Utrecht, namelijk dat iedere burger zijn eigen geloof mag uitoefenen. De Engelse activist John Bowne wist dit en besprak de zaak in Nederland, waar het WIC-bestuur hem gelijk gaf.