In maart 1656, ongeveer zes maanden na de inheemse aanval op Nieuw Amsterdam, tekende Directeur Generaal een vredesverdrag met de Massapequa indianen, gerepresenteerd door Sachem Tackpausha. Er bestaat geen verdere schriftelike documentatie over Fort Massapag tot 13 Juli 1696, toen “de indianen arriveerden naast Massipeague of ffort neck ten zuiden van de Oysterbay,’’ en “het oude ffort’’ op “het uiteinde van de weiden op de Neck” worden ook genoemd. Een jaar later werden de inheemse gronden verkocht. Opgravingen uitgevoerd in 1934-1935 brachten verschillende objecten en schelpen aan het licht, wat suggereert dat hier wampum werd geproduceerd. Verdere opgravingen door Ralph S. Solecki legden “EB” witte klei pijpstelen, koperen mondharpjes, koperen pijlpunten, scherven van geglazuurd aardewerk en andere objecten bloot. Deze vondsten suggereren voornamelijk dat het fort voornamelijk bewoond werd door de oorspronkelijke bevolking van het gebied, en deze contacten onderhielden met Europese kolonisten. Er zijn geen objecten gevonden van na 1700 gevonden, wat aantoont dat met de verkoop het terrein ook werd verlaten. Toen het terrein als National Historic landmark werd bestempeld in 1993, werd in de bijbehorende verklaring aangegeven “de omvang, vorm en bouwmethode suggereren dat de gefortificeerde handelspost werd gebouwd in opdracht van de Nederlanders in in 1656.’’ Deze suggestie is gebaseerd op Solecki’s bevindingen, voornamelijk op de stijl (“vierhoekige aardewallen met twee hoekbastion […], omgeven door een zes-voet-wijde gracht,’’ omvang (“slechts honderd voet aan iedere zijde’’), een locatie (lage grond, makkelijk toegang tot kustverkeer, toegang richting de kust).