Porto Calvo was een van de eerste Portugese nederzettingen in de tegenwoordige Braziliaanse staat Alagoas. Deze post was gelegen ten zuiden van Recife en Cabo de Santo Agostinho en ten noorden van Alagoa do Sul (nu Marechal Deodoro). Toen de Nederlanders in Porto Calvo in 1635 arriveerden, waren er zeven of acht engenhos, molens die suiker produceerden. De Portugezen hadden een jaar ervoor, in 1634, een groot fort gebouwd op een heuvel vlak bij het dorp, genaamd Povoacao, later Bom Sucesso ofwel Boaventura. Het fort werd in '35 veroverd en uitgebreid door de Nederlanders. In hetzelfde jaar nog zorgde de Portugees Mathias de Albuquerque ervoor dat het fort weer onder Portugees bestuur viel. Direct daarna werd een man met de naam Calabar, een mesties, gevangengenomen en terechtgesteld. Hij werd ervan beschuldigd zijn eigen volk te hebben verraden vanwege zijn vermeende hulp aan de Nederlanders.Het fort werd in 1637, met de komst van gouverneur Johan Maurits van Nassau, door de Nederlanders ingenomen en bleef onder controle van de West-Indische Compagnie tot 1645. In dat jaar heroverden de Portugezen Porto Calvo voor de tweede keer. Het fort werd verwoest en verlaten. Naast dit fort Bom Sucesso, was er volgens Nieuhoff een tweede fort in Porto Calvo, genaamd Igreja Nova ofwel Nieuwe Kerk, omdat het op de ruïnes van een kerk was gebouwd. Er is door de Nederlanders ook aan een derde fort gewerkt dat echter nooit voltooid werd. Niet ver van Porto Calvo ligt Uniao dos Palamares. Deze plaats raakte in de 17de eeuw bekend door de grote slavenopstand die hier en in het omringende gebied, dat nu Alagoas heet, uitbrak. Al vanaf het begin van de 17de eeuw ontstond in Uniao dos Palamares een van de grootste quilombos die er ooit in Brazilië hebben bestaan. Quilombos waren gemeenschappen gevormd door slaven die van de plantages langs de kust waren gevlucht en zich in het binnenland hadden verscholen. De reden dat Uniao dos Palamares tussen 1630 en 1654 uitgroeide tot een van de grootste quilombos had te maken met de oorlogen tussen de Portugezen en de Nederlanders die het hele gebied tot een grote chaos hadden gebracht. Na de Nederlandse capitulatie besloot de Portugese regering om het probleem van de gevluchte slaven definitief op te lossen. Dat was niet eenvoudig. Ondanks verschillende expedities die vanuit Recife, de hoofdstad van Pernambuco, werden gestuurd slaagde men er niet in Uniao dos Palmares te veroveren. Na 1670 werd de strijd van de slaven succesvol dankzij de charismatische persoonlijkheid van Zumbi, leider van de slavengemeenschap en van de oorlog tegen de Portugezen. In 1690 werden de Palmarinos, zoals deze slavengemeenschap genoemd werd, verslagen en Zumbi, hun leider, vermoord. Hiermee was de Portugese macht in Brazilië, na de herovering op de Nederlandse WIC van 1654, hersteld.