In 1601 verliet Joris van Spilbergen Nederland als commandant van een door Balthasar de Moucheron en consorten uitgezonden vloot. Een belangrijke doelstelling van de reis was om naar Ceylon te varen om te zoeken naar handelsmogelijkheden op het eiland, waar de Portugezen zich al hadden gevestigd. Van Spilbergen zou ook naar Atjeh varen om te onderhandelen over de vrijlating van Frederik de Houtman. Cornelis de Houtman was enkele jaren eerder vermoord en zijn broer Frederik was gevangen genomen door de Atjeeërs. De missie van Van Spilbergen was om in de gunst van de sultan van Atjeh te komen en in de Noord-Sumatraanse haven handel te drijven voor peper.
De expeditie voer eerst naar de Kaapverdische eilanden en de West-Afrikaanse kust bij Portudal. Bij Kaapverdië vocht Van Spilbergen een gevecht uit met Portugese schepen. Tijdens het gevecht raakte hij ernstig gewond. De expeditie ging echter verder, voorbij de Afrikaanse kust, en zeilde de Indische Oceaan in na het passeren van Kaap de Goede Hoop in december.
Nadat hij Ceylon had bereikt, knoopte Van Spilbergen eerst banden aan met de heerser van Baticoa, die hij niet volledig vertrouwde vanwege zijn betrekkingen met de Portugezen. Hij stuurde een ambassade naar het hof van de heerser van Kandy in het Ceylonese binnenland, waarna Van Spilbergen zelf werd uitgenodigd aan het hof van de koning. Van Spilbergen verbleef hier enkele weken en sloot een verbond met de koning, die een felle vijand van de Portugezen was. Van Spilbergen verkreeg wat kaneel en andere producten en werd benoemd tot gezant van de koning bij de Nederlandse Republiek. De koning hoopte een bondgenootschap te vormen om samen tegen de Portugezen te vechten. Van Spilbergen reisde vervolgens door naar Atjeh.
In Atjeh ontdekte hij dat Frederik de Houtman al was vrijgelaten en dat de houding van de sultan sterk was veranderd ten opzichte van de Portugezen. Van Spilbergen kon banden aanknopen met de sultan en kreeg een loge in de stad voor de handel. Bij Atjeh troffen de Nederlanders een Engelse vloot. Deze vloot was van plan een Portugese karveel te onderscheppen op zijn jaarlijkse reis van India naar Malakka. Van Spilbergen besloot zich aan te sluiten bij de Engelse onderneming en samen slaagde de alliantie erin het schip in te nemen. Van Spilbergen verkreeg hierdoor een aandeel in de goederen in het Portugese schip, waaronder kostbare doeken.
Bij Atjeh kwam het nieuws met een nieuwe vloot onder Sebalt de Weerd dat de Nederlandse handelsmaatschappijen waren opgegaan in de nieuwe Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De Weerd werd benoemd tot hoogste bevelhebber van de schepen in Indië. Omdat de handel in Atjeh slecht was, besloot Van Spilbergen naar Banten te varen. Hij verkreeg een beetje peper voor enkele van zijn Indische doeken en besloot terug te keren naar Nederland. In Banten hoorde hij het nieuws dat zijn diplomatieke prestatie bij de koning van Kandy tevergeefs was geweest. Sebald de Weert was vanuit Atjeh naar het eiland gegaan en had de heerser beledigd, die hem op het strand liet executeren. Van Spilbergen keerde in 1604 terug en ontdekte dat zijn beschermheer Balthasar de Moucheron het land was ontvlucht omdat hij failliet was gegaan.