Het WIC-kantoor te Offra werd rond 1660 opgericht. Volgens een rapport uit 1670 zouden de Nederlanders jaarlijks zo'n 2.500 tot 3.000 slaven uit Offra transporteren. Als de verhoudingen tussen de verenigde rijken in de omgeving van de Slavenkust niet gespannen waren, betekende dat een goede aanvoer van slaven vanuit het binnenland naar de kust. De machtsstrijd die ontstond tussen de binnenlandse Aja-vorst van Allada en de vorsten van de kuststreek, zorgde ervoor dat vanaf 1688 de slavenaanvoer werd bemoeilijkt. Na vier jaar, als de WIC zich inmiddels in de strijd heeft gemengd en waarschijnlijk de kant van de Aja-vorst heeft gekozen, wordt kantoor te Offra verwoest. Hierdoor trok de Compagnie zich in 1692
tijdelijk
terug van de Slavenkust. In 1703 hernieuwen de Nederlanders de handel aan de slavenkust, nu in de plaats Ouidah. Volgens Bosman, die een uitgebreide beschrijving opstelde van dit gebied, werd Offra ook wel Klein Ardra genoemd. Er bestond ook een 'Groot Ardra', of Allada, dat was de hoofdstad van het koninkrijk Dahomey, een in het binnenland van de Slavenkust gelegen rijk.