De diepe baai van Trincomalee was een ideale natuurlijke haven en berg-plaats voor schepen. Trincomalee werd in 1639 op de Portugezen veroverd. De haven was vooral van strategisch belang als vlootbasis met het oog op de bescherming van de vaarroutes. In de 17de eeuw werd deze haven beschermd door wel zes forten. Dit aantal bleek niet voldoende een aanval van de Fransen in 1672 af te slaan. Na korte tijd werd de haven heroverd. Vanwege het ongezonde klimaat was Trincomalee niet populair bij het compagniepersoneel. Het belangrijkste produkt van Ceylon was kaneel. Ook bij Trincomalee werd een kleine hoeveelheid kaneel geoogst. Bij het kaneelschillen werd van de kaneelboom de bast afgesneden. De bast werd vervolgens in de zon gedroogd en dan opgerold. De man links achter snijdt in de boom. In het midden wordt de bast opgerold. Verder leverde de streek rond Trincomalee kleding, parels, hout en het genotmiddel areek. De Raad van Indië in Batavia overwoog in de 17de eeuw meerdere malen de haven van Trincomalee af te staan aan de koning van Kandy. Rijcklof van Goens, gouverneur op Ceylon, verzette zich sterk tegen dit voornemen. Hij wilde de haven juist versterken en voerde zelfs het aantal forten op tot zes. Toen aan het eind van de 18de eeuw de concurrentie van de Engelsen in deze regio toenam, werden de vestingen nog eens versterkt. Door het strategisch belang was de haven voortdurend betrokken bij deze politieke onenigheid.