Batecalo, de belangrijkste stad op de oostkust, was een van de eerste plaatsen die Joris van Spilbergen in 1602 op Ceylon aandeed. Toen de VOC vanaf 1638 een aanvang maakte met de verdrijving van de Portugezen, was Batecalo de eerste plaats die veroverd werd. De lagune achter het fort, fungeerde als natuurlijke haven. Het fort werd later verbouwd. De streek rond Batecalo, tegenwoordig Batticaloa, leverde een grote verscheidenheid aan handelswaar: katoen en ruwe textiel, rijst, honing, olifanten, timmerhout, was, areek (een genotmiddel) en kaneel. De haven van Batticaloa was lange tijd door de VOC voor plaatselijke kooplieden afgesloten en werd pas weer opengesteld toen het conflict met de keizer van Kandy beëindigd was. Het fort werd gebruikt om smokkelhandel in kaneel, waarop de VOC het monopolie wilde hebben, tegen te gaan. Hierin slaagde compagnie niet altijd. In samenwerking met de koning van Kandy veroverde de VOC in 1638 Batticaloa op de Portugezen. De Ceylonezen die partij hadden gekozen voor de Portugezen liet de keizer op gruwelijke wijze executeren. De VOC stond het fort na inname af aan de keizer, die het vervolgens liet afbreken. Later toen de verhouding tot de keizer ernstig verslechterde, liet de compagnie de haven van Batticaloa blokkeren.