Groot Banda, ook wel Lonthor genoemd naar de belangrijkste plaats, is het grootste eiland van de Banda-eilanden. Het was het eiland waar door de Bandanezen de meeste nootmuskaat en foelie werd geproduceerd. Groot-Banda werd in 1621 door gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen met veel geweld en wapenvertoon veroverd. De meeste slachtoffers zijn gevallen onder de Bandanezen die naar de bergen waren gevlucht en daar door honger en ontbering zijn omgekomen. Een onbekend aantal Bandanezen heeft met schepen de Banda-eilanden verlaten om zich elders in de regio te vestigen. Ongeveer 800 Bandanezen zijn afgevoerd naar Batavia. 44 orangkaja's (hoofden) die werden verdacht van het voorbereiden van een moordaanslag op Coen werden opgepakt, op de pijnbank verhoord, ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Na de verovering van Groot-Banda werden de nootmuskaattuinen van de Bandanezen door de VOC geannexeerd, opnieuw verkaveld en uitgegeven aan burgers. De kavels werden perken genoemd. De bezitters van de perken worden perkeniers genoemd. Ze moesten alle geproduceerde nootmuskaat en foelie verplicht verkopen aan de VOC. Op de perken waren slaven werkzaam. Het perkeniersstelsel is pas in 1873 formeel afgeschaft.